In de uitspraak van de AbRvS van 23 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:787 bestaat tussen partijen een geschil over de vraag of de (oude) hinderwetvergunning in de periode 1978 tot en met 1983 van rechtswege is komen te vervallen in verband met art. 27, eerste of derde lid van de Hinderwet. Op grond van deze bepalingen is de bedoelde vergunning vervallen indien de inrichting niet binnen drie jaren na het onherroepelijk worden van de vergunning is voltooid en in werking is gebracht of indien gedurende drie achtereenvolgende jaren een veebestand is gehouden dat kleiner is dan 1.000 varkens of een daarmee wat de ammoniakemissie betreft gelijk te stellen veebestand.
De vraag is van belang omdat het college bij de verlening van een Nbw vergunning, bij de beoordeling van de vraag of de aangevraagde situatie leidt tot een toename van stikstofdepositie, de Hinderwetvergunning van 7 november 1978 voor een veebestand met een emissie van 3000 kg per jaar als uitgangspunt heeft genomen.
Naar aanleiding van de genoemde discussie heeft het college onderzocht of de vergunning van rechtswege is komen te vervallen. In het kader van dit onderzoek heeft de maatschap een factuur van Hendrix voeders BV van 24 november 1981 overgelegd, waaruit blijkt dat de maatschap destijds ongeveer 8000 kg diervoer heeft gekocht. Voorts heeft de maatschap ter zitting toegelicht dat de op de locatie aanwezige stallen in 1981 zijn gebouwd en vanaf toen tot heden vleesvarkens in de stallen zijn gehouden. De Afdeling acht het aannemelijk dat binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning varkens in de stallen werden gehouden.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan