Skip to main content

Beweerdelijk voorkeursrecht voldoende om belanghebbende te zijn?

In de uitspraak van 12 april jl. ECLI:NL:RVS:2023:1431 speelt een aantal interessante vragen. Appellant woont op 6 kilometer afstand van het plangebied, te ver om belanghebbende te zijn. Appellant stelt echter een voorkeursrecht te verkrijgen op een van de percelen rondom het plangebied. Bij de gemeente liep een procedure voor de uitgifte van kavels rondom het plangebied, waarbij hij op plaats twee stond om een kavel te kiezen. De gemeente heeft die uitgifteprocedure afgebroken; volgens appellant onrechtmatig. In dat kader wijst hij op het vonnis van de rechtbank Gelderland van 22 juni 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:3065, waarin voorlopig is geoordeeld dat de gemeente de uitgifteprocedure niet mocht afbreken en dat de gemeente met het afbreken onrechtmatig heeft gehandeld. Het is door dit onrechtmatige handelen van de gemeente dat hem de mogelijkheid om een voorkeursrecht te vestigen, is ontnomen en het ontbreken van een voorkeursrecht zou hem daarom in deze beroepsprocedure over het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan niet moeten worden tegengeworpen, aldus appellant. De Afdeling heeft eerder heeft overwogen dat een voorkeursrecht, in combinatie met voldoende bijkomende omstandigheden, kan maken dat iemand belanghebbende is bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan ECLI:NL:RVS:2020:300, maar hier is van een voorkeursrecht van appellant op gronden in of in de nabijheid van het plangebied geen sprake. De uitgifteprocedure die had kunnen leiden tot vestiging van een voorkeursrecht is immers stopgezet. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat appellant, als de uitgifteprocedure niet was stopgezet, een voorkeursrecht had gehad, is dit te onzeker om zijn situatie gelijk te kunnen stellen met de situatie waarin iemand daadwerkelijk een voorkeursrecht heeft. Dat het stopzetten van de uitgifteprocedure door de gemeente mogelijk onrechtmatig is geweest, maakt dit niet anders. Daarbij wijst de Afdeling erop dat, zie ook uitspraak van 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1093, de hoedanigheid van belanghebbende in beginsel uiterlijk kan worden verkregen op de dag waarop de beroepstermijn eindigt. Dit betekent dat, ook als de afgebroken uitgifteprocedure alsnog zou worden voortgezet, al dan niet naar aanleiding van een vonnis van de civiele rechter, en dit alsnog tot een voorkeursrecht voor appellant zou leiden, dit hem niet alsnog belanghebbende zou kunnen maken bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Eelco