Skip to main content

bestaand gebruik onder de Wnb en Nbw 98

De uitspraak AbRvS 15 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:417, gaat onder meer over de vraag of sprake is van bestaand gebruik, als verwoord in art. 19d, derde lid Nbw 1998 (oud), namelijk om gebruik dat op 31 maart 2010 bekend is, of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn bij het bevoegd gezag. In deze zaak ging het om de vraag of het afvoeren van water ten tijde van het bestreden besluit werd voortgezet op de wijze en in de omvang zoals dat feitelijk bestond op 31 maart 2010. Uit het besluit van 13 juli 2015 blijkt dat ten tijde van voornoemde peildatum van 31 maart 2010 7 drainagebuizen aanwezig waren op een diepte van ongeveer 0,83 m. De Afdeling overweegt dat met ingang van 31 december 2011 het criterium “niet of niet in betekenende mate gewijzigd” in de begripsomschrijving van bestaand gebruik evenwel is komen te vervallen. Dit brengt in deze zaak mee dat iedere verandering na de peildatum van 31 maart 2010 van het gebruik, zoals dat op deze datum bestond, een beroep op de uitzondering op de vergunningplicht voor bestaand gebruik doet vervallen. Na de peildatum hebben wijzigingen in de drainage plaatsvonden, waardoor er meer water afgevoerd kan worden. Van bestaand gebruik in de zin van artikel 1, onder m, Nbw 1998 (oud) is derhalve geen sprake, waaruit volgt dat de uitzondering op de vergunningplicht, vervat in artikel 19d, lid 3, Nbw 1998 (oud) zich niet voordoet.

Wel aardig om te noemen is dat het criterium “niet of niet betekenende mate” in de Wet natuurbescherming (Wnb) met betrekking tot de regeling omtrent “bestaand gebruik” is teruggekomen, namelijk in art. 2.9, lid 2, Wnb. Verder ziet bestaand gebruik onder de Wnb alleen op “andere handelingen”. De hier opgenomen zaak zou dus onder de Wnb wellicht anders hebben uitgepakt.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan