Wellicht heeft u de uitspraak van de AbRvS van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271 de afgelopen weken ook al in zittingen aangehaald. In de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2476 wordt uitgebreid ingegaan op het criterium ‘hinder van enige betekenis’. De vraag of een appellanten belanghebbende zijn, komt aan de orde in een omgevingsvergunning milieu die door GS van Friesland is verleend aan de Reststoffen Energie Centrale B.V., voor het veranderen van de inrichting op het perceel Lange Lijnbaan 14 te Harlingen. De Afdeling herhaalt de uitgangspunten uit de uitspraak van 23 augustus jl. Vervolgens wordt overwogen dat appellanten op een afstand van respectievelijk 1,8 km en 2,2 km van de inrichting wonen. Appellanten wonen daarmee buiten de immissiecontouren voor de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10. De woning van een van de appellanten bevindt zich net binnen de 0,1 µg/m3-contour voor NO2 en de 0,004 µg/m3-contour voor PM10 . De Afdeling overweegt dat indien van de juistheid van het luchtkwaliteitsonderzoek kan worden uitgegaan, het gezien de berekende concentraties aannemelijk is dat appellanten geen milieugevolgen van enige betekenis van de inrichting ondervinden. Appellanten stellen echter het luchtkwaliteitsonderzoek zelf ter discussie, nog steeds in het kader van de toets naar de belanghebbendheid van appellanten, onderzoekt de Afdeling uitgebreid of deze opmerkingen terecht zijn. De Afdeling komt vervolgens tot de conclusie dat aan het onderzoek geen grote gebreken kleven. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het beroep niet ontvankelijk is omdat appellanten niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Janike