Bij planologische vergelijking is ongunstige invulling het uitgangspunt
16 september 2017
Het is vaste rechtspraak dat bij de beoordeling van een verzoek om tegemoetkoming van indirecte planschade uitgegaan moet worden van de voor de aanvrager meest ongunstige invulling van de planologische mogelijkheden (AbRvS 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582). De onderhavige tussenuitspraak geeft een mooi voorbeeld van de praktische uitwerking van dit uitgangspunt. B&W van Coevorden hebben een bouwvergunning met ontheffing van het bestemmingsplan verleend voor de uitbreiding van een fysiotherapiepraktijk. De eigenares van de naastgelegen woning verzoekt om planschade, omdat onder meer haar privacy in het gedrang zou komen. De planschadeadviseur van het gemeentebestuur heeft in zijn advies tot uitgangspunt genomen dat onder het nieuwe planologische regime ook een schutting kan worden opgericht, die mogelijke privacyschending zou beperken.
De Afdeling gaat er niet mee akkoord dat de mogelijkheid tot oprichting van de schutting wordt betrokken bij de advisering. Daarbij overweegt de Afdeling dat bij de beoordeling moet worden uitgegaan van de voor de aanvrager meest nadelige invulling van het nieuwe planologische regime. De meest nadelige invulling houdt in dat met de komst van een schutting geen rekening wordt gehouden. Ten onrechte heeft de planschadeadviseur van B&W de schutting wel betrokken bij de beoordeling (AbRvS 6 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2411).
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke