In de uitspraak van 18 juni 2014, nr. 201307778/1/R2 van de AbRvS is de vraag aan de orde of een eigenaar van een pand belanghebbende is bij een besluit tot het toelaten van een extra supermarkt. In het genoemde pand was tot 29 januari 2012 een filiaal van supermarkt Super de Boer gevestigd met een winkelvloeroppervlakte van ongeveer 890 m2. Op grond van het voor haar pand geldende bestemmingsplan “Centrum Ulft” zijn haar gronden bestemd voor ten hoogste één detailhandelsbedrijf, waarmee onder meer de vestiging van een supermarkt in het pand is toegestaan. Het plan maakt op een afstand van ongeveer 400 meter van haar pand een nieuwe supermarkt met een winkelvloeroppervlakte van maximaal 1.900 m2 mogelijk.
Gelet op de omstandigheid dat het plan voorziet in detailhandel, waaronder een supermarkt, op een afstand van ongeveer 400 meter van het pand van appellante is de Afdeling van oordeel dat zij zich als verhuurder van een bedrijfspand op hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied richt als de verhuurder van de in het plan voorziene bedrijvigheid. Ten aanzien van de vraag of sprake is van hetzelfde marktsegment wordt daarbij in dit geval van belang geacht dat het pand tot voor kort verhuurd was aan een supermarktexploitant en dat het pand op grond van het geldende bestemmingsplan slechts gebruikt kan worden door één detailhandelsbedrijf waarbij een beperking is gesteld qua omvang van 890 m2, als gevolg waarvan een hernieuwde invulling met een supermarkt niet op voorhand valt uit te sluiten. Niet uitgesloten is dan ook dat het plan de verhuurbaarheid van haar pand nadelig zal beïnvloeden. Met het betoog van de raad ter zitting dat het pand van appellante, anders dan het met het plan mogelijk gemaakte pand alleen al door de beperkte omvang, niet geschikt is voor een full-servicesupermarkt, acht de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat appellante zich richt op een ander marktsegment nu beide panden geschikt zijn voor de vestiging van een supermarkt. Daarbij betrekt de Afdeling dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening in beginsel geen onderscheid kan worden gemaakt tussen fullservice supermarkten en andere supermarkten, zoals discountsupermarkten. Het betreft hier immers winkels met een vergelijkbaar assortiment en een vergelijkbare ruimte- en parkeerbehoefte. De Afdeling volgt evenmin de stelling van de raad dat zij niet rechtstreeks wordt geraakt in haar belang door de voorziene supermarkt, omdat in haar pand feitelijk geen supermarkt meer gevestigd is. Gelet op het voor haar gronden geldende bestemmingsplan kan haar pand immers nog steeds worden verhuurd ten behoeve van de vestiging van een supermarkt, zodat niet kan worden uitgesloten dat de verhuurbaarheid van haar pand door het plan niet negatief wordt beïnvloed. Ook de omstandigheid dat het pand van appellante tevens voor andere doeleinden dan een supermarkt kan worden gebruikt, laat onverlet dat het voorziene winkelpand nadelige gevolgen kan hebben voor de verhuurbaarheid van het pand van appellante.