De uitspraak van de Afdeling d.d. 22 oktober 2014, nr. 201400642/1/A1 heeft betrekking op een last onder dwangsom, opgelegd aan een bedrijf in verband met het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van een perceel ten behoeve van de opslag van stenen, betonproducten en andere materialen en de stalling van voertuigen. Hangende het beroep tegen de beslissing op bezwaar heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot 1 september 2012. De rechtbank oordeelde hierover dat de nieuwe termijn te lang is. In hoger beroep staat onder andere dit oordeel van de rechtbank ter discussie. Het bedrijf stelt zich daarbij op het standpunt dat de verlenging tot 1 september 2012 noodzakelijk was in verband met het feit dat er voor dat moment sprake zou zijn van een concreet zicht op legalisatie.
De Afdeling oordeelt hierover (onder verwijzing naar een uitspraak d.d. 14 april 2004, nr. 200401463/1) dat de begunstigingstermijn er niet op is gericht de mogelijke legalisering van niet vergunde activiteiten af te wachten. Daarentegen strekt de begunstigingstermijn ertoe om een termijn te stellen waarbinnen de overtreder het verbeuren van dwangsommen kan voorkomen door zelf aan de last te voldoen. Nu de verlenging tot 1 september 2012 was ingegeven door de tijd die nodig was voor het afwachten van legalisatie, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de termijn onnodig lang is.