Skip to main content

Ambtshalve toetsing bevoegdheidsgebrek; relativiteitsvereiste

In de uitspraak van de AbRvS van 28 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3984 gaat het om een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een varkenshouderij. De rechtbank heeft in eerste instantie overwogen dat de benodigde vvgb van de raad ontbreekt, zodat het college niet bevoegd was om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen. Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat het college van GS slechts een ontwerp-vvgb heeft afgegeven. De Afdeling stelt vast dat in beroep geen gronden naar voren zijn gebracht over het al dan niet ontbreken van één of meer dan één vvgb. Maar zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3031, is de bevoegdheid van het college om een omgevingsvergunning te verlenen een kwestie van openbare orde. Dat betekent dat de rechtbank terecht ambtshalve heeft getoetst of, in het geval van de omgevingsvergunning voor de activiteit om af te wijken van het bestemmingsplan, een vvgb van de raad en, in het geval van de omgevingsvergunning voor het verrichten van activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, een vvgb van GS is benodigd. De rechtbank is niet buiten de omvang van het geding getreden en er is geen strijd met artikel 8:69, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft daarbij terecht overwogen dat een definitieve vvgb van gedeputeerde staten benodigd is.

Appellant betoogt ook dat de rechtbank de omgevingsvergunning ten onrechte heeft vernietigd wegens het ontbreken van een vvgb van gedeputeerde staten, omdat de normen uit de Wnb niet strekken tot bescherming van de belangen van de derde-partij. De vernietiging van de omgevingsvergunning hangt echter niet samen met normen uit de Wnb, maar is gebaseerd op voorschriften uit de Wabo en het Bor over de bevoegdheid van het college om een omgevingsvergunning te verlenen voor het verrichten van activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving. Dit is zoals gezegd een kwestie van openbare orde. De betekenis van deze kwesties is van zodanig groot belang voor de rechtsorde dat de gelding van de toepasselijke voorschriften moet worden verzekerd, ongeacht de wil, kennis of het belang van partijen. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht ambtshalve getoetst aan de betreffende voorschriften uit de Wabo en het Bor en is de vernietiging van het besluit van 21 mei 2019 alleen al daarom niet in strijd met artikel 8:69a van de Awb.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Susan