Afwijkingsbevoegdheid niet tegelijkertijd met wijzigingsbevoegdheid
Dit volgt uit de uitspraak van de AbRvS van 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3384. De zaak draait om een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een aanbouw aan de voormalige dienstwoningen. Deze aanbouw heeft een oppervlakte van in totaal 160 m² en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 m en 6 m. De vergunninghouder wil de vergunde aanbouw op een andere wijze dan zoals vergund realiseren en het oppervlak van de aanbouw met 16 m2 vergroten en de goot- en bouwhoogten verhogen naar respectievelijk 3,30 m en 6,60 m. Hiervoor heeft het college een wijzigingsplan vastgesteld. Het wijzigingsplan voorziet ook in een wijziging van het bestemmingsplan die het college baseert op de afwijkingsbevoegdheid uit artikel 38.1 van de planregels.
De Afdeling stelt dat dit niet mogelijk is. Het wettelijk systeem sluit uit dat bij het gebruikmaken van de wijzigingsbevoegdheid gelijktijdig gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid. Zie de uitspraken van de Afdeling van 24 augustus 1995, zaak nr. E01.94.0298, (BR 1996, p. 124) en van de Voorzitter van de Afdeling van 28 november 2001, zaken nrs. 200103293/1 en 200103293/2 (Gst. 2002, 7170, 7). Door de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheid te vervlechten in de wijzigingsbevoegdheid en in het wijzigingsplan een afwijking van het bestemmingsplan toe te staan die alleen via het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden gerealiseerd, is het college buiten zijn de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid getreden.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike