Skip to main content

Afwijking van beleidsregels: Afdeling gaat om!

In de uitspraak van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840, gaat het over het besluit van de burgemeester van Breda om op grond van art. 13b Opiumwet over te gaan tot sluiting van een woning vanwege een aangetroffen hoeveelheid XTC-pillen. In geschil is of de burgemeester in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik had kunnen maken. Volgens de rechtbank was dat niet zo. Weliswaar was sluiting op grond van de over deze bevoegdheid vastgestelde beleidsregels strikt genomen juist, maar de rechtbank was van oordeel dat de burgemeester vanwege bijzondere omstandigheden op grond van art. 4:84 Awb van de beleidsregels had moeten afwijken en had moeten volstaan met een waarschuwing. De burgemeester is het hier niet mee eens en gaat in hoger beroep.

Hoewel deze casus op zichzelf beschouwd wat verder van het ‘echte’ omgevingsrecht af staat, wordt deze uitspraak toch opgenomen omdat de Afdeling een nieuwe lijn inzet waar het gaat om de toepassing van de bevoegdheid om bij bijzondere omstandigheden van beleidsregels af te wijken (art. 4:84 Awb). Deze afwijkingsbevoegdheid speelt immers in het omgevingsrecht wel degelijk een rol.

Over die afwijkingsbevoegdheid overwoog de Afdeling tot nu toe standaard dat het bij bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Awb gaat om omstandigheden waarmee bij de totstandkoming van een beleidsregel geen rekening is gehouden en die derhalve in die beleidsregel niet zijn verdisconteerd (zie bijvoorbeeld AbRvS 27 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2530).

In de uitspraak van 26 oktober 2016 wijzigt de Afdeling deze lijn. De Afdeling overweegt dat zij thans – anders dan voorheen – van oordeel is dat omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, dan wel moeten worden geacht te zijn verdisconteerd, niet reeds daarom buiten beschouwing kunnen worden gelaten. In de praktijk blijkt dat ook al heeft het betrokken bestuursorgaan bij het opstellen van de beleidsregel deze omstandigheden bezien, het daarmee niet heeft kunnen voorzien of deze omstandigheden alleen of tezamen in een concreet geval niettemin tot onevenredige gevolgen leiden. Het bestuursorgaan dient derhalve alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en dient te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique