Skip to main content

Aanwijzing monument, belangen eigenaar

9 oktober 2020

De uitspraak van de AbRvS van 7 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2387) ziet op de aanwijzing van het college van B&W van Harlingen om een kop-hals-romp boerderij aan te wijzen als gemeentelijk monument. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraken van 25 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1358) en 4 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4062), heeft het college beoordelingsruimte bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak. Dat geldt ook voor de aanwijzing van een onroerende zaak als monument. In deze belangenafweging moet, als de eigenaar gemotiveerd stelt dat de aanwijzing negatieve gevolgen heeft, dit belang ook bij de aanwijzing worden betrokken (zie uitspraak 24 december 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4681).

Pas in hoger beroep is een bouwkundig rapport door de eigenaren overgelegd waarmee wordt onderbouwd dat de aanwijzing negatieve gevolgen heeft. In dit rapport wordt gesteld dat de renovatie van de boerderij tonnen zal gaan kosten, maar is niet concreet gemaakt welke werkzaamheden zullen moeten worden verricht, wat de hieraan verbonden kosten zijn en welke negatieve invloed de monumentenstatus hierop heeft. Ook de andere door de eigenaren aangevoerde argumenten (staat en authenticiteit van de boerderij) slagen niet. Om die reden stelt de Afdeling dat het rapport onvoldoende aanleiding gaf tot een ander oordeel dan waartoe het college is gekomen én het college geen reactie over dit onderzoek hoefde te vragen aan een deskundige. Het   besluit tot de aanwijzing als gemeentelijk monument blijft in stand.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Janike