In de uitspraak van de AbRvS van 16 juli 2014 met nr. 201311350/1/A2 heeft het Cuypersgenootschap geprobeerd om de Christus Koningkerk te behoeden voor sloop. Het Cuypersgenootschap heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen verzocht de Christus Koningkerk aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Partijen zijn het erover eens dat de Christus Koningkerk van algemeen belang is vanwege de cultuurhistorische waarde. Probleem is echter dat het kerkbestuur en het bisdom geen mogelijkheid zien voor het herbestemmen van de kerk. Zij zien geen andere optie dan slopen. Daarnaast heeft het kerkbestuur een schuldenlast van € 200.000,00, bestaande uit achterstallige betalingen, verzekeringsgelden en alle andere noodzakelijke kosten voor instandhouding van de kerk.
Het college heeft in het besluit tot het aanwijzen van de kerk als gemeentelijk monument gesteld, dat aan deze belangen van het bisdom en het kerkbestuur geen doorslaggevende betekenis wordt toegekend. De aanwijzing als gemeentelijk monument staat niet in de weg aan de sloop van de kerk, omdat daarvoor een vergunning op grond van de gemeentelijke verordening kan worden verleend. Verder vindt het college de financiële situatie van de kerk van onvoldoende gewicht om een aanwijzing als gemeentelijk monument achterwege te laten. Dat er geen geld is voor restauratie acht het college evenzeer van onvoldoende gewicht, nu een aanwijzing als gemeentelijk monument geen verplichting tot onderhoud of restauratie in het leven roept.
De AbRvS merkt op dat de aanwijzing tot gemeentelijk monument strekt tot behoud van de Christus Koningkerk. Voorts heeft het kerkbestuur aannemelijk gemaakt dat dit behoud uitsluitend door een herbestemming van de Christus Koningkerk kan worden gerealiseerd. In aanmerking genomen dat het kerkbestuur en het bisdom in de voorgaande jaren actief naar mogelijke herbestemmingen van de Christus Koningkerk hebben gezocht en deze alle financieel onhaalbaar bleken te zijn, heeft het college in het besluit van 22 maart 2011 ten onrechte volstaan met het standpunt dat een mogelijke herbestemming van de Christus Koningkerk eerst aan de orde kan komen bij een door het kerkbestuur aan te vragen vergunning, als bedoeld in artikel 10 van de verordening. In het kader van de bij de aanwijzing tot gemeentelijk monument te verrichten belangenafweging had het college moeten onderzoeken en daarmee zekerheid dienen te verkrijgen over de vraag of herbestemming van de Christus Koningkerk kan worden gerealiseerd. Door dit evenwel na te laten, berust de in het besluit van 22 maart 2011 vervatte aanwijzing niet op een deugdelijke motivering en heeft er geen evenwichtige belangenafweging plaatsgevonden.
Dit is een belangrijke uitspraak die tegenwicht kan bieden aan het oneigenlijk gebruik voor het indienen van verzoeken tot aanwijzen van panden als monument. De uitvoerbaarheid van een aanwijzing als gemeentelijk monument mag bij het besluit tot aanwijzing als gemeentelijk monument worden meegenomen.