Appellant heeft vergunning gevraagd voor het verhogen van het peil van een watergang bij zijn perceel om (verdere) verzakking van zijn huis te voorkomen. Deze watergang grenst aan het lagergelegen perceel van de buurman. Niet in geschil is dat verhoging van het waterpeil voor wateroverlast op dit perceel kan zorgen. Het dagelijks bestuur heeft zich, gelet op artikel 6.21 van de Waterwet, aldus de Afdeling in de uitspraak van 26 november 2014, nr. 201400983/1 in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat vergunningverlening slechts mogelijk is indien die wateroverlast wordt voorkomen of in voldoende mate wordt beperkt. Niet in geschil is dat dit redelijkerwijs alleen kan worden bewerkstelligd als compenserende maatregelen zijn getroffen, in de vorm van het aanleggen van een drainage op het perceel van de buurman, voordat van de vergunning gebruik wordt gemaakt. De voorschriften A.1 en A.2 strekken daartoe en dienen dan ook ter bescherming van een van de belangen waarvoor het vergunningvereiste is gesteld. Verder verzet de Waterwet als zodanig zich niet tegen het stellen van vergunningvoorschriften ter naleving waarvan de medewerking van derden is vereist.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Eelco.