Verjaring of correct uitstel van betaling verleend?
23 oktober 2020
Burgemeester en wethouders van Roerdalen hebben op 24 oktober 2017 een invorderingsbesluit genomen voor een dwangsom die is verbeurd vanwege het niet staken van permanente bewoning van een recreatiewoning. Tegen dit besluit wordt bezwaar gemaakt. In de beslissing op bezwaar van 30 mei 2018 is aangegeven dat dit bezwaar ongegrond is, maar dat het college zal wachten met invordering van de dwangsom totdat het invorderingsbesluit formele rechtskracht heeft gekregen. Ondertussen was op 24 november 2017 een schriftelijke aanmaning gestuurd.
Verderop in de procedure stelt overtreder zich op het standpunt dat de dwangsom is verjaard, omdat er binnen een jaar na de aanmaning geen stuitingshandelingen zijn verricht. De vraag of deze redenering stand houdt. In de uitspraak van de Afdeling van 21 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2472) oordeelt de Afdeling dat dit niet het geval is. In de omstandigheden van dit geval, in aanmerking genomen dat de eerder genomen invorderingsbeschikking in het besluit werd gehandhaafd en met invordering in de betekenis die de Awb aan deze term hecht dus al was begonnen, moet de mededeling in de beslissing op bezwaar dat gewacht zal worden met invordering, redelijkerwijs zo worden begrepen dat het college uitstel van betaling (artikel 4:94 Awb) heeft verleend. Het verlenen van uitstel van betaling heeft op grond van artikel 4:111, lid 1 Awb tot gevolg dat de verjaringstermijn wordt verlengd totdat het invorderingsbesluit van 30 mei 2018 in rechte onaantastbaar is.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique