Skip to main content

Strijd met oud bestemmingsplan is voorwaarde voor persoonsgebonden overgangsrecht

In de uitspraak van de AbRvS van 8 oktober 2014, nr. 201308662/1/R1, staat het bestemmingsplan “Landelijk Noord” van de gemeente Amsterdam centraal. Het betreft een omvangrijke uitspraak waar één onderdeel uitgelicht zal worden voor deze omgevingsflits. Dit betreft de mogelijkheid tot het opnemen van persoonsgebonden overgangsrecht.

In het bestemmingsplan was bepaald dat maximaal 10% van de bij een agrarisch bedrijf behorende agrarische gronden gebruikt mochten worden voor de teelt van ruwvoer, zoals mais. Voor een aantal eigenaren/pachters zou dit ‘onbillijkheden’ tot gevolg hebben. Om deze reden heeft de gemeenteraad voor hen voorzien in een persoonsgebonden overgangsregeling, die inhoudt dat zij het bestaande gebruik – de bestaande oppervlakte – voor het telen van ruwvoer mochten voortzetten. Appellanten kunnen zich niet verenigen met het persoonsgebonden overgangsrecht.

De AbRvS is van oordeel dat de gemeenteraad in dit geval geen persoonsgebonden overgangsrecht had kunnen opnemen. In dat verband verwijst zij naar artikel 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en haar uitspraak van 13 juni 2012, nr. 201105656/1/R1, waarin is bepaald dat het opnemen van persoonsgebonden overgangsrecht alleen is toegestaan in gevallen waarin het gebruik reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. In het onderhavige geval was het – onbeperkte – gebruik van de gronden ten behoeve van het telen van ruwvoer in overeenstemming met het oude bestemmingsplan. Dit heeft volgens de AbRvS tot gevolg dat niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.2.3 van het Bro en dat de gemeenteraad derhalve niet had kunnen overgaan tot het opnemen van persoonsgebonden overgangsrecht.