Overtreding met gevaar voor herhaling
2 april 2021
In de uitspraak van 31 maart 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:659) is een besluit aan de orde waarbij het college een verzoek om handhavend op te treden tegen overlast van duiven heeft afgewezen. Het verzoek was gebaseerd op artikel 7.22, aanhef en onder c van het Bouwbesluit 2012.
Het college stelde zich op het standpunt dat de overtreding nadat het handhavingsverzoek was ingediend, was gestaakt. Verzoeker meende dat desondanks een last onder dwangsom had moeten worden opgelegd, omdat er ook in het verleden altijd overlast van duiven is geweest. De Afdeling overweegt dat het college had moeten onderzoeken of er aanleiding was om een last op te leggen ter voorkoming van herhaling van een overtreding. De Afdeling verwijst in dat kader naar de uitspraak van de grote kamer van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2571, onder 6.2.7 en 6.2.8, waarin wordt ingegaan op de vraag in welke gevallen een last kan worden opgelegd ter voorkoming van herhaling van een eerdere overtreding. Daarbij is geoordeeld dat aanleiding bestaat om aansluiting te zoeken bij de rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven die inhoudt dat een dergelijke last kan worden opgelegd indien een overtreding heeft plaatsgevonden en gevaar voor herhaling voor de hand ligt.
Bij de beantwoording van de vraag of een last strekt tot voorkoming van herhaling van een eerdere overtreding spelen verschillende omstandigheden op zichzelf en in onderlinge samenhang bezien een rol, aldus de uitspraak van 28 oktober 2020. Het gaat om omstandigheden die een beeld geven van de mate van continuïteit in de aan de orde zijnde overtredingen, zoals de aard van de overtreding, de mate van overeenkomst bijvoorbeeld wat betreft de plaats ervan – met de eerdere geconstateerde overtredingen en het tijdsverloop sinds die overtreding. Voor de aard van de overtreding is – wil het gaan om een herhaling – onder meer van belang dat het gaat om overtredingen van hetzelfde voorschrift met dezelfde strekking. Om tot de conclusie te komen dat de last strekt ter voorkoming van een herhaling, is vereist dat de omstandigheden ten tijde van het opleggen van de last op één lijn kunnen worden gesteld met de omstandigheden ten tijde van de eerdere overtreding.
In deze zaak acht de Afdeling het op basis van de stellingen van partijen aannemelijk dat een eerdere vooraankondiging van een last onder dwangsom in 2013 slechts een kort effect heeft gehad, waarna de duivenoverlast terugkeerde en er weer een overtreding van artikel 7.22, aanhef onder c, van het Bouwbesluit 2012 was. Niet duidelijk is of de overtreding vervolgens ononderbroken heeft voortgeduurd. Het moet er echter wat de Afdeling betreft voor worden gehouden dat zich in de loop der jaren in ieder geval met een zekere regelmaat overtredingen hebben voorgedaan. Deze omstandigheid wijst op een zekere continuïteit als bedoeld in de uitspraak van 28 oktober 2020. Voorts kunnen de omstandigheden ten tijde van de overtredingen met elkaar op één lijn worden gesteld.
Gelet op de continuïteit van de overtredingen in het verleden, de toename in het aantal ter plaatse aanwezige duiven na het primaire besluit en het belang van verzoeker om van overlast gevrijwaard te blijven, heeft het college zich naar het oordeel van de Afdeling niet zonder nader onderzoek en zonder nadere motivering op het standpunt mogen stellen dat er geen gegronde vrees was voor herhaling van de overtreding.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique