Opnieuw vaststellen bestemmingsplan: nieuwe ronde, nieuwe kansen?
Het bestemmingsplan ‘Oude Tempel’ van de gemeente Soest voorziet in de bouw van 300 woningen. De raad stelde dit bestemmingsplan vast in 2017, maar de AbRvS vernietigde dit besluit in zijn uitspraak van 17 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1257; zie de flits van 19 april 2019). In 2020 heeft de raad op basis van o.a. nieuw akoestisch en ecologisch onderzoek het plan opnieuw vastgesteld, maar zonder daarbij de openbare voorbereidingsprocedure opnieuw toe te passen. Tegen dit nieuwe vaststellingsbesluit komen enkele appellanten op die geen beroep hadden ingesteld tegen de eerdere vaststelling van het bestemmingsplan.
De raad pleit ervoor om deze appellanten niet ontvankelijk te verklaren onder verwijzing naar eerdere rechtspraak van de AbRvS. Die rechtspraak houdt in dat “een persoon die geen beroep heeft ingesteld tegen een naderhand vernietigd besluit alleen beroep kan instellen tegen een vervangend besluit dat is voorbereid zonder toepassing van de procedure in afdeling 3.4 van de Awb, indien hij door dat vervangende besluit in een nadeliger positie komt te verkeren of als sprake is van gewijzigde feiten of omstandigheden waardoor hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij eerder geen beroep heeft ingesteld”.
In zijn uitspraak van 8 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1630) honoreert de ABRvS het pleidooi van de raad niet. Het onderzoek dat is uitgevoerd met het oog op de nieuwe vaststelling heeft laten zien dat de geluidssituatie voor de betrokken appellanten nadeliger uitpakt dan in 2017 was voorzien en iets vergelijkbaars geldt voor het aanvullend ecologisch onderzoek. Daarom zijn de betrokken appellanten op grond van het criterium gewijzigde omstandigheden toch ontvankelijk.
Wel benadrukt de AbRvS vervolgens dat “vanwege het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid van andere partijen niet kan worden aanvaard dat tegen het vervangende besluit nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die al eerder naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit is alleen anders als dergelijke beroepsgronden samenhangen met nieuwe feiten of omstandigheden waardoor de belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij deze beroepsgronden niet tegen het eerdere besluit heeft aangevoerd. Is dat niet het geval, dan worden deze nieuwe beroepsgronden buiten beschouwing gelaten. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2490”.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Jan