Skip to main content

Intrekking omgevingsvergunning

22 januari 2021

Elders in deze flits wordt een uitspraak van de ABRvS besproken waarin de vraag aan de orde is wanneer een voor een op te richten varkenshouderij verleende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming kan worden ingetrokken (ECLI:NL:RVS:2021:71). De verzoekers om intrekking van deze vergunning hadden daarnaast ook verzocht om intrekking van de voor de varkenshouderij verleende omgevingsvergunningen bouwen en milieu (zie artikel 2.33 Wabo).

De rechtsvragen die dit verzoek oplevert, beantwoordt de ABRvS in haar uitspraak van 20 januari (ECLI:NL:RVS:2021:69). De vergunningen waren in 2010 en 2012 verleend en onherroepelijk geworden zonder dat de vergunninghouder, De Logt, er gebruik van had gemaakt. Wel vroeg hij in 2016 een vergunning aan voor o.a. een ander stalsysteem, die burgemeester en wethouders van Oirschot in 2018 hebben verleend (hierover de uitspraak van de Raad van State van 20 januari 2012, ECLI:NL:RVS:2021:70). Aanvankelijk hadden burgemeester en wethouders het verzoek om intrekking gehonoreerd, maar naar aanleiding van een tussenuitspraak van de rechtbank hadden zij deze intrekking herroepen. De rechtbank vernietigde vervolgens dit herstelbesluit in haar einduitspraak.

In haar uitspraak in hoger beroep vat de ABRvS haar vaste rechtspraak over de intrekking van een omgevingsvergunning samen en benadrukt zij dat het bevoegd gezag hierbij beleidsruimte toekomt. De rechtbank heeft dit naar het oordeel van de ABRvS miskend door in de tussenuitspraak burgemeester en wethouders de opdracht te geven om een gedetailleerd onderzoek te verrichten naar de ontwikkelingen in de regelgeving na de eerdere vergunningverlening en al deze ontwikkelingen te betrekken bij het nieuw te nemen besluit. De ABRvS wijst erop dat voor het besluit om al dan niet een vergunning in te trekken niet beslissend is of de vergunning naar huidig recht had kunnen worden verleend.

Weliswaar kunnen gewijzigde inzichten een rol spelen in de afweging, maar het is niet nodig dat het bevoegd gezag alle veranderingen in de regelgeving en in planologische inzichten in kaart brengt en betrekt bij zijn besluit. De opdracht van de rechtbank om dit wel te doen beperkt de beleidsruimte van het bevoegd gezag te erg. Verder overweegt de ABRvS dat burgemeester en wethouders in het herstelbesluit terecht veel gewicht hebben toegekend aan de rechtszekerheid van De Logt en aan diens financiële belangen en bovendien terecht hebben geoordeeld dat het niet gebruiken van de vergunning niet aan De Logt valt te verwijten.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Jan