Handhavingsverzoek Wnb terecht niet gehonoreerd
20 november 2020
In de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 18 november 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2760) is de besluitvorming naar aanleiding van een handhavingsverzoek aan de orde waarbij de aanvrager stelt dat een veehouderij zonder toereikende Wnb-vergunning in bedrijf is. Kort voor het handhavingsverzoek is aan het bedrijf een Wnb-vergunning verleend. Volgens de aanvrager is de verleende Wnb-vergunning niet toereikend. Hiertoe wordt onder meer gesteld dat de transportbewegingen van en naar de veehouderij niet onder de verleende Wnb-vergunning zouden vallen en daarom illegaal zijn.
De Afdeling komt tot een ander oordeel. Daartoe overweegt de Afdeling dat bij de verlening van een Wnb-vergunning voor een project alle gevolgen van dat project voor Natura 2000-gebieden worden beoordeeld. Daartoe behoren ook de transportbewegingen die inherent zijn aan de exploitatie van de veehouderij. De Afdeling stelt vast dat er een Wnb-vergunning is verleend voor de veehouderij en oordeelt dat deze Wnb-vergunning tevens moet worden geacht te zijn verleend voor de transportbewegingen. Deze zijn immers onderdeel van het project waarvoor de vergunning is verleend.
Dat in het project mogelijk geen rekening is gehouden met de transportbewegingen, zoals de aanvrager kennelijk stelt, kan niet aan de orde komen in de handhavingsprocedure. Dat is uiteraard anders voor de (hoger) beroepsprocedure over de verleende Wnb-vergunning. In die procedure kan de rechtmatigheid van de Wnb-vergunning worden aangevochten. Voor de onderhavige handhavingsprocedure geldt echter dat er een geldige vergunning is. Dat deze niet onherroepelijk is, doet daar niet aan af.
Een procedureel aspect in deze uitspraak betreft de vraag of de verzoeker om handhaving voor het eerst in bezwaar expliciet een punt mocht maken van de emissie van de transportbewegingen. Of was sprake van een niet toegelaten uitbreiding van het handhavingsverzoek in bezwaar? Kennelijk was de emissie van de transportbewegingen in het handhavingsverzoek niet uitdrukkelijk genoemd. De Afdeling oordeelt dat, nu verzoeker aan haar handhavingsverzoek de emissie van het project als geheel en de negatieve gevolgen daarvan voor beschermde gebieden ten grondslag heeft gelegd, geen sprake was van een ontoelaatbare uitbreiding van het handhavingsverzoek. Inhoudelijk mocht dit de aanvrager echter niet baten.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique