In AbRvS 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1304, gaat het over het Maastrichtse bestemmingsplan “Tapijn”. Dit bestrijkt een deel van het voormalige NAVO-terrein in Maastricht, dat is aangewezen via artikel 7a, lid 5, onder b, Besluit uitvoering Chw. Volgens lid 1 kan met een bestemmingsplan voor dit gebied (en andere aangewezen gebieden) worden afgeweken van onder andere art. 3.1, lid 1, Wro, voor zover het daarbij gaat om het verplicht aanwijzen van bestemmingen. Volgens de raad staat de definitieve invulling van het plangebied niet vast. Gelet hierop voorziet het plan in een globale bestemming voor het voormalige kazerneterrein, met de mogelijkheid van een nadere concretisering van de functies en de situering van de (nieuwe) bebouwing. Appellerende omwonenden stellen dat artikel 7a Besluit uitvoering Chw op verschillende punten onverbindend is. De Afdeling verricht de bekende marginale exceptieve toetsing en oordeelt dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de herontwikkeling van het Tapijn-terrein bijdraagt aan innovatieve ontwikkelingen, het bestrijden van de economische crisis en de duurzaamheid bevordert, zodat het Besluit uitvoering Chw op dit punt voldoet aan art. 2.4, lid 2, Chw. Ook is de mogelijkheid om een flexibel bestemmingsplan vast te stellen in artikel 7a, lid 5, Besluit uitvoering Chw keurig, conform art. 2.4, lid 3, onder b, Chw in tijd beperkt: zo’n bestemmingsplan is slechts mogelijk als het wordt vastgesteld voor 1 juli 2018. In een bepaald opzicht was het bestemmingsplan al te flexibel: overal in het plangebied konden parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Een tekort aan parkeervoorzieningen was door de gemeenteraad echter niet beoogd. Dus: vernietiging wegens het zorgvuldigheidsbeginsel. De Afdeling “lust” (lussen, luste, gelust) (art. 8:51a jo. 8:80a Awb) en draagt de gemeenteraad op het plan te wijzigen door in de planregels een voorziening te treffen die ertoe noopt dat binnen het plangebied voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. “In dit geval kan niet worden volstaan met (uitsluitend) de planregel dat bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen geldt dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid binnen het plangebied. De reden hiervan is dat de herontwikkeling van het kazerneterrein gedeeltelijk een wijziging van het gebruik van de bestaande bebouwing betreft. De realisatie van de benodigde parkeercapaciteit kan in dit geval worden geborgd door in de planregels een voorwaardelijke verplichting op te nemen, die ertoe strekt dat de gebouwen in het plangebied niet in gebruik mogen worden genomen, dan nadat is voorzien in de benodigde parkeercapaciteit.”
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob