De Brabantse stalderingsregeling: strijd met de rechtszekerheid?
15 mei 2020
De Verordening Ruimte van Noord-Brabant kent een zogeheten stalderingsregeling. Deze houdt in dat een toename van stallen alleen geoorloofd is in ruil voor sloop van bestaande stallen elders binnen het aangewezen stalderingsgebied. Provinciale staten hebben er bewust voor gekozen om aan deze regeling onmiddellijke werking te geven. De regeling is daardoor ook van toepassing op al voor de inwerkingtreding op 17 maart 2017 ingediende aanvragen.
Voor een varkenshouder in Oostelbeers had dit ongelukkige consequenties. Omwonenden waren namelijk in bezwaar gekomen tegen een aan hem op 17 november 2015 verleende omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een varkensstal. Naar aanleiding daarvan herriepen burgemeester en wethouders de vergunning en weigerden zij de aanvraag alsnog. De varkenshouder ging daarna met succes in beroep bij de rechtbank Oost-Brabant (uitspraak van 24 mei 2017), waardoor burgemeester en wethouders opnieuw op de ingediende bezwaren moesten beslissen. Maar intussen, kort voor de uitspraak, was de stalderingsregeling in werking getreden en daarmee was de aanvraag in strijd. En dus weigerden burgemeester en wethouders de gevraagde vergunning opnieuw door ex nunc te toetsen aan de nieuwe stalderingsregeling. En dus ging de varkenshouder opnieuw in beroep en ook dit keer met succes: de rechtbank oordeelde namelijk dat de stalderingsregeling in dit geval buiten toepassing moest blijven, omdat de provinciale keuze om niet te voorzien in overgangsrecht niet deugdelijk was gemotiveerd. Bij wijze van zelf in de zaak voorzien verleende de rechtbank de vergunning alsnog.
Maar burgemeester en wethouders laten het er niet bij zitten en gaan in hoger beroep. Daar vinden zij de AbRvS aan hun zijde. In haar uitspraak van 13 mei 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1224) wijst de AbRvS op twee uitspraken uit 2019, waarin zij al had geoordeeld dat de stalderingsregeling mocht worden toegepast, ook al voorziet deze regeling niet in overgangsrecht. Volgens de Afdeling is er geen reden om daar in dit geval anders over te denken. Ook al was de uitbreiding al in 2015 vergund, zolang er nog procedures van bezwaar en beroep lopen moet de aanvrager er nu eenmaal rekening mee houden dat dit kan leiden tot het uiteindelijk alsnog weigeren van de vergunning. Dat dit dan gebeurt op basis van later vastgestelde, strengere regels is niet in strijd met de rechtszekerheid of het evenredigheidsbeginsel.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Jan