Skip to main content

Compensatie na handelen in strijd met vertrouwensbeginsel

In de tussenuitspraak AbRvS 2 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3683) komt een zeldzaam onderwerp aan bod: het toekennen van compensatie na handelen in strijd met het vertrouwensbeginsel.

In dit geval werd handhavend opgetreden ten aanzien van het gebruik van panden voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Zowel de eigenaar van de panden, als de tussenhuurder werden aangeschreven. Niet ter discussie stond dat het gebruik in strijd was met de woonbestemming en dat daarmee de bevoegdheid tot handhaving was gegeven. Bijzonder zijn vervolgens met name de overwegingen over het vertrouwensbeginsel.

Bij de Afdeling staat niet ter discussie dat door het college toezeggingen zijn gedaan waaraan de eigenaar van de panden de gerechtvaardigde verwachting mocht ontlenen dat niet zou worden opgetreden tegen het gebruik van de panden voor huisvesting van arbeidsmigranten. Evenwel strekt het vertrouwensbeginsel niet zo ver dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden gehonoreerd. In dit geval mochten de belangen van omwonenden bij handhaving prevaleren boven het belang van voortzetting van het gebruik, omdat ervaring leert dat het gebruik van panden voor huisvesting van meerdere personen meer druk op de woonomgeving oplevert.

Nu echter vast is komen te staan dat is gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel, had het college naar het oordeel van de Afdeling nader moeten onderzoeken of en zo ja, in hoeverre, aan de eigenaar van de panden een vorm van compensatie had moeten worden geboden. Daarvoor is het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde advies van een advocatenkantoor niet voldoende. Uit dit advies blijkt niet meer dan dat de eigenaar na ongeveer vijf jaar verhuur van het pand voldoende verdiend zou hebben om bij beëindiging van de verhuur een aanzienlijk bedrag over te houden. De Afdeling oordeelt echter dat, afgezien van de omstandigheid dat zonder nadere toelichting niet valt in te zien dat een aanzienlijk bedrag wordt overgehouden, in het advies ook geen aandacht is besteed aan het door eigenaar gestelde dat de panden bij verkoop verliesgevend zullen zijn.

Door niettemin onverkort vast te houden aan het advies en de eigenaar niet te verzoeken om nadere gegevens in te dienen over gevraagde compensatie, is bij de voorbereiding van de handhavingsbesluiten niet de nodige kennis vergaard omtrent de relevante feiten en is gehandeld in strijd met artikel 3:2 Awb. Het college wordt daarom opgedragen dit gebrek te herstellen.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Monique