Op 7 november jl. (ECLI:EU:C:2018:882) heeft het Hof van Justitie antwoorden gegeven op de door de Afdeling gestelde pre-judiciële vragen over de PAS nadat A-G Kokott in de conclusie van 25 juli 2018 al was ingegaan op de verenigbaarheid van de PAS. Heel in het kort de geschetste problematiek die voortvloeit uit het arrest: alhoewel de Habitatrichtlijn een programmatische aanpak zoals de PAS, niet in de weg staat mag er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaan dat de plannen of projecten schadelijke gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied, hetgeen door de nationale rechter moet worden nagegaan. De aanpak van de PAS is gericht op een daling van stikstofdepositie waarvoor maatregelen worden getroffen. Dit betreffen ook toekomstige maatregelen die nog geen resultaat hebben gehad en waarvan de effecten niet vaststaan. Maatregelen waarvan nog niet vaststaat wat de verwachte voordelen zijn mogen naar het oordeel van het Hof niet worden betrokken bij de beoordeling. Met dit oordeel is duidelijk dat veel minder ruimte voorhanden lijkt voor de ontwikkeling van projecten dan waarvan op basis van de PAS werd uitgegaan en dat de PAS op dit moment niet voldoet aan de Habitatrichtlijn. De vraag is of de ADC-toets in (sommige) gevallen uitkomst kan bieden, zoals A-G Kokott heeft gesuggereerd.
In het kort worden de (overige) antwoorden van het Hof nog weergegeven:
- het weiden van vee en het op of in de bodem brengen van meststoffen kunnen worden aangemerkt als project;
- indien voor de activiteiten (genoemd onder 1) al toestemming was verleend voor inwerkingtreding van de richtlijn behoeft geen nieuwe toestemmingsprocedure te worden doorlopen mits het gaat om één enkele verrichting die zich kenmerkt door één gemeenschappelijk doel, continuïteit en volledige overeenstemming;
- de Habitatrichtlijn staat niet in de weg aan een nationale drempel indien de rechter ervan overtuigd is dat de passende beoordeling, die in een eerder stadium is uitgevoerd, voldoet aan het criterium dat er geen redelijke wetenschappelijke twijfel bestaat dat die plannen of projecten geen schadelijke gevolgen hebben;
- voor activiteiten, zoals genoemd onder 1, staat de Habitatrichtlijn in de weg aan de regeling dat geen sprake is van een vergunningplicht, tenzij op grond van objectieve omstandigheden met zekerheid kan worden uitgesloten dat die projecten afzonderlijk of in combinatie met andere projecten significante gevolgen kunnen hebben;
Zoals bekend zijn er in afwachting van het arrest vele zaken door de Afdeling aangehouden. Inmiddels zijn er ook nadere onderbouwingen overgelegd door de bestuursorganen, die zijn betrokken bij het systeem van de PAS. SAM is benieuwd naar de inhoud van deze onderbouwingen. De Afdeling zal zich hierover een oordeel moeten gaan vormen want de Afdeling is nu aan zet.
Voor meer informatie over deze zaak kunt u contact opnemen met Susan