In de uitspraak van de AbRvS van 22 juli 2015, nr. 201406677/1/A1 komt wederom de vraag aan orde hoe het college kan voorkomen dat de invordering van verbeurde dwangsommen verjaren.
Het college heeft binnen de verjaringstermijn alleen een aanmaning aan de overtreder toegezonden. De Afdeling verwijst naar de memorie van toelichting bij de Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht), Kamerstukken II, 29 702, nr. 3, blz. 58-60), waarin is bepaald dat de schuldenaar in de aanmaning moet worden gewaarschuwd voor mogelijke invorderingsmaatregelen. Hij krijgt nog twee weken om zijn schuld te voldoen en na het verstrijken van de aanmaningstermijn heeft het bestuursorgaan de bevoegdheid om tot dwanginvordering over te gaan, aldus de memorie van toelichting.
De Afdeling stelt dat gelet op hetgeen in de memorie van toelichting is weergegeven, uit het oogpunt van rechtszekerheid de overtreder uit een aanmaning onmiskenbaar moet kunnen opmaken dat in het geval niet wordt betaald na afloop van de daarin vermelde betalingstermijn dwanginvordering zal volgen. Alleen een aanmaning zoals het college in dit geval heeft verzonden, is onvoldoende om als stuitingshandeling te worden aangemerkt.