Skip to main content

Worst-case scenario vissterfte moet zich ook kunnen voordoen

11 december 2017

In deze lezenswaardige uitspraak van de AbRvS van 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3353 gaat het om de bouw en exploitatie van een waterkrachtcentrale in de rivier de Maas ten behoeve van het opwekken van energie. De beleidsregel watervergunningverlening waterkrachtcentrales in rijkswateren is in verband met vissterfte aan de orde. De rechtbank heeft, in navolging van StAB, geconcludeerd dat getoetst moet worden of in een worst-case scenario voldaan wordt aan de normen voor maximale visschade en is tot het oordeel gekomen dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat aan de gestelde normen kan worden voldaan. De StAB is in het kader van de vissterfte, ingegaan op een aantal factoren. Voor elke factor heeft de StAB een waarde bepaald. Uit het StAB-advies volgt echter dat onwaarschijnlijk is dat deze waarden allemaal tegelijkertijd zullen optreden. Bovendien is bij het bepalen van de waarden uitgegaan van de meest strenge waarden, ook indien onwaarschijnlijk is dat deze waarden zich in de praktijk voor zullen doen. Het door de rechtbank gehanteerde worst-case scenario acht de Afdeling, gezien het voorgaande, geen worst-case scenario dat zich werkelijk voor zal kunnen doen en daarom niet het juiste beoordelingsscenario. De Afdeling heeft zich vervolgens de vraag gesteld of, uitgaande van een worst-case scenario dat zich ook werkelijk voor zal kunnen doen, aannemelijk is dat aan de gestelde normen kan worden voldaan. Uiteindelijk komt de Afdeling tot het oordeel dat, uitgaande van een worst-case scenario dat ook werkelijk plaats zou kunnen vinden, aannemelijk is dat aan de gestelde norm kan worden voldaan.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan