In de onderhavige zaak stellen verzoekers schade te leiden door een bestemmingsplan dat de komst van halfondergrondse parkeergarages mogelijk maakt. Het verzoek wordt afgewezen omdat de schadeoorzaak voor verzoekers voorzienbaar zou zijn. De voorzienbaarheid zou veroorzaakt worden door bepalingen uit het oude bestemmingsplan. Aan deze bepalingen uit het oude planologische regime, die de komst van woningen met de halfondergrondse parkeergarages reeds beoogde, werd goedkeuring onthouden door GS van de provincie Utrecht. De vraag is of de onthouding van de goedkeuring maakt dat de ontwikkeling niet langer voorzienbaar is.
De Afdeling overweegt dat GS destijds goedkeuring hebben onthouden omdat de gemeente niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bestemmingen wonen en parkeergarage binnen de planperiode zullen worden gerealiseerd. Dit brengt volgens de AbRvS met zich dat verzoekers om planschade ten tijde van de aankoop van de woningen niet hadden behoeven te voorzien dat het beleidsvoornemen van het oude bestemmingsplan alsnog ten uitvoer zou worden gebracht. Van een concreet beleidsvoornemen was op dat moment namelijk geen sprake meer, aldus de Afdeling. De slotsom is dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake was van actieve risicoaanvaarding. Er volgt vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de beslissing op bezwaar (AbRvS 1 november 2011, ECLI:NL:RVS:2017:2928).
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke