Skip to main content

Verstopte aanvraag: vergunning van rechtswege?

De uitspraak van de AbRvS van 15 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3084 ziet op een beroep van Retailplan tegen het niet tijdig bekend maken van een, volgens haar, van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Een vergelijkbare discussie werd door Retailplan eerder zonder succes gevoerd in Amersfoort, AbRvS 4 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2673.

Op 8 januari 2016 heeft Retailplan het college van Zevenaar geïnformeerd over het plan van een van haar relaties om een grote supermarkt van tenminste 2.500 m² te realiseren en het verzoek gedaan om planologische medewerking voor de wijziging van het gebruik van de op het perceel aanwezige bouwwerken. Aan het slot van de brief heeft Retailplan aangegeven dat zij desgewenst de verantwoordelijk wethouder graag een toelichting geeft. De gemeente reageert snel, op 13 januari 2016 wordt meegedeeld dat geen medewerking aan het initiatief zal worden verleend. Er volgt een uitgebreide e-mailwisseling over het initiatief op deze en andere locaties. 1 dag voor het aflopen van de termijn wordt door Retailpark nog eens een e-mail gestuurd aan de betrokken ambtenaar waaruit blijkt dat het vergund krijgen van de supermarktfunctie bovenaan haar wensenlijst blijft staan en wordt gevraagd hoe het college op haar verzoek heeft beslist. Daarop volgt, op 9 maart, een reactie van de betrokken ambtenaar waarin wordt bevestigd dat het college geen medewerking zal verlenen aan het vestigen van een supermarkt. Daarop komt een e-mail waarin door Retailpark wordt meegedeeld dat de omgevingsvergunning door het verstrijken van de beslistermijn van rechtswege is verleend.

Het college meldt Retailplan dat haar brief van 8 januari 2016 geen aanvraag om een omgevingsvergunning is en daarom geen vergunning van rechtswege kan zijn ontstaan.

De Afdeling en de rechtbank geven het college gelijk. De brief van 8 januari is een verzoek om beginselbereidheid uit te spreken voor het geven van planologische medewerking en niet een concrete aanvraag om omgevingsvergunning. Relevant voor deze beoordeling zijn de navolgende aspecten. Allereerst het feit dat in de brief wordt verzocht om planologische medewerking voor het gebruik van de bestaande bouwwerken en dat niet ondubbelzinnig kenbaar is gemaakt dat wordt beoogd om een aanvraag om omgevingsvergunning in te dienen. De omschrijving van het plan is onvoldoende concreet, niet duidelijk is op welke bouwwerken het verzoek betrekking heeft. Er is alleen een minimum oppervlakte vermeld, daardoor is niet duidelijk welke omvang het plan heeft. De naam van de relatie van Retailplan is niet bekend gemaakt. Tot slot wordt Retailplan verweten dat zij in de e-mailcorrespondentie die volgde op de brief van 8 januari 2016 niet heeft gemeld dat de brief als aanvraag moest worden gezien, terwijl bleek dat het college de brief anders interpreteerde.

Een bevredigende uitkomst, de indiener van de verzoek om medewerking moet duidelijk maken wat met zijn verzoek is bedoeld, een verzoek om beginselbereidheid of een aanvraag om een omgevingsvergunning.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike