Het is vaste rechtspraak van de AbRvS dat WOZ-waarden veelal niet van (doorslaggevend) belang zijn bij het bepalen van de omvang van planschade (zie bijvoorbeeld AbRvS 30 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1539). De reden daarvoor is dat bij het vaststellen van de WOZ-waarde niet, zoals bij planvergelijking, de maximale invulling van het planologische regime betrokken. Dit neemt volgens de AbRvS evenwel niet weg dat van het bestuursorgaan kan worden verlangd dat het zijn besluit van een nadere motivering voorziet als er een aanzienlijk verschil bestaat tussen de WOZ-waarde en de taxatiewaarde in het kader van planschade.
Wat is nu een aanzienlijk verschil? Deze vraag kwam aan de orde in de uitspraak van de AbRvS van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1483. De AbRvS overweegt als volgt.
Voor de bepaling of een aanzienlijk verschil tussen de WOZ-waarde en de taxatiewaarde in het kader van planschade bestaat, is het verschil tussen de waardedalingen ten opzichte van de oorspronkelijke waarde van de woning uitgedrukt in een percentage van belang. Anders dan appellant betoogt, betekent dit niet dat, omdat de daling van de WOZ-waarde twee maal zo groot is als de daling van de taxatiewaarde volgens het advies van de planschadeadviseur, het verschil tussen beide waardes aanzienlijk is.
De dalingen van de WOZ-waarde zijn respectievelijk 5,3% en 5,2% van de waarde van de woning en de door de planschadeadviseur getaxeerde waarde betreft een daling van 2,6% van die waarde. Gelet hierop is er volgens de AbRvS geen sprake van een aanzienlijk verschil tussen de WOZ-waarde en de taxatiewaarde in het kader van planschade.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke