Skip to main content

Verleende vergunning, bestaand recht en belangenafweging

AbRvS 30 september 2015, CLI:NL:RVS:2015:3058, speelt in Yerseke. Niet verwonderlijk dus dat het gaat om een appellante die een in oesterteelt en -handel gespecialiseerd exportbedrijf exploiteert. Zij is bevreesd voor de horeca en de ontvangst- en educatieruimtes die het bestreden bestemmingsplan in de nabijheid van haar bedrijf mogelijk maakt. Volgens appellante leidt het aldus stimuleren van toerisme en recreatie op gronden met deze bestemming ertoe dat toeristen over de oesterputten kunnen lopen en kunnen zorgen voor onhygiënische situaties, wanneer zij ter plaatse eten, drinken, roken of met honden bij de oesterputten komen.

Op veel punten vangt appellante bot (geen oesters!). Op één punt heeft zij succes. Het bestemmingsplan maakt namelijk een terras aan het water bij een bestaande horeca-inrichting mogelijk. Als dat terras er komt, kan appellante niet meer met een vissersboot afmeren, hetgeen voor haar bedrijfsvoering noodzakelijk is. Het terras was echter in het verleden al wel vergund, maar nooit aangelegd. De Afdeling overweegt daarover, in navolging van eerdere jurisprudentie, dat een rechtsgeldige bouwvergunning (thans: omgevingsvergunning) een bestaand recht waaraan bij de vaststelling van een bestemmingsplan in beginsel niet voorbij kan worden gegaan. Dat laat onverlet dat indien een dienovereenkomstige bestemming op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen, aanleiding kan bestaan een bestemmingsplan niet in overeenstemming met een verleende bouwvergunning vast te stellen. Voorts overweegt de Afdeling dat het enkele gegeven dat in het voorheen geldende plan gelijke bouwmogelijkheden waren toegekend, er niet toe leidt dat in het geheel geen betekenis hoeft te worden toegekend aan de mogelijke gevolgen daarvan voor de belangen van derden.

De raad heeft de toekenning van de bestemming “Horeca” uitsluitend gemotiveerd door te verwijzen naar eerder genomen besluiten en aan de motivering derhalve geen ruimtelijke motieven ten grondslag heeft gelegd. In de stukken, noch ter zitting heeft hij inzichtelijk gemaakt wat de gevolgen van de verwezenlijking van de ingevolge het plan binnen de bestemming “Horeca” toegelaten bebouwing zijn voor de bedrijfsvoering van appellante, in het bijzonder gelet op haar belang bij het afmeren van vissersboten bij haar aanlegsteiger, en evenmin heeft hij inzichtelijk gemaakt of is verzekerd dat appellante door de bouwmogelijkheden niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad. Voorts is ter zitting komen vast te staan dat het terras waarvoor de vergunning al enkele jaren geleden is verleend nog niet is verwezenlijkt en heeft de raad niet gemotiveerd gesteld dat hier thans nog het voornemen toe bestaat.

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het plan in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob