De uitspraak van AbRvS van 10 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:285) gaat over een verzoek om handhaving ten aanzien van twee zonder omgevingsvergunning opgerichte kennels en een houten schuur. Verzoeker om handhaving vangt bot in de bezwaarfase en bij de rechtbank: de bouwwerken zijn volgens het college en de rechtbank vergunningvrij, omdat deze in het achtererfgebied zijn opgericht. Het hoger beroep spitst zich dan ook toe op de vraag of de bouwwerken in het achtererfgebied liggen en daarmee vergunningvrij zijn.
Op de grond staande bouwwerken zijn omgevingsvergunningvrij als deze zijn gebouwd in het achtererfgebied en aan enkele andere eisen voldoen (artikel 2, onder 3, Bijlage II Bor). Het achtererfgebied is het erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw (artikel 1 Bijlage II Bor).
Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak overweegt de Afdeling dat het achtererfgebied dient te worden bepaald aan de hand van de voorgevel van het hoofdgebouw. Wat in een specifiek geval de voorgevel is, is afhankelijk van de bestemmingsplandefinities in kwestie. In het onderhavige bestemmingsplan is de voorgevel: de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
Uitgaande van deze definitie zijn het college en de rechtbank er volgens de Afdeling terecht van uitgegaan dat de korte gevel de voorgevel was. Daarvoor was van belang dat het college sinds 2012 de vaste gedragslijn had om de gevel met voordeur als voorgevel aan te merken. In dit geval had de korte gevel bovendien ook een huisnummerplaatje, uitrit en een brievenbus, zodat deze als voorgevel kon worden aangemerkt en de bouwwerken ten opzichte van die gevel in het achtererfgebied – vergunningvrij – zijn opgericht.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique