Vaststelling schade bij onrechtmatige besluitvorming
Ongeveer 8 maanden geleden hebben we in de omgevingsflits aandacht besteed aan de tussenuitspraak van de AbRvS, waarin een zogenaamde burgerlus werd toegepast (AbRvS 8 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:493). In die tussenuitspraak is geoordeeld dat appellant op zichzelf aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden door het onrechtmatige besluit – een ten onrechte ingetrokken parkeervergunning –. De omvang van de schade was echter onvoldoende onderbouwd. Door middel van de tussenuitspraak is appellant in de gelegenheid gesteld om zijn schade nader te onderbouwen. Dat was ten tijde van de tussenuitspraak overigens al een probleem, omdat appellant oude bankafschriften moest overleggen, die de bank niet wilde/kon verstrekken.
Op 4 oktober 2023 heeft de AbRvS een einduitspraak gewezen in deze zaak. Uit de uitspraak blijkt dat appellant de bankafschriften nog steeds niet kon verstrekken. De AbRvS overweegt vervolgens dat de regels van het civiele schadevergoedingsrecht zoveel mogelijk moeten worden toegepast bij de vaststelling van de onderhavige schade. Op grond van artikel 6:97 van het BW begroot de rechter de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Als de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, dan moet de rechter de schade schatten. De Afdeling maakt in deze zaak een gemotiveerde schatting en kent een schadevergoeding toe van € 3.000,-. Dit benadert het schadebedrag waarom appellant had verzocht (circa € 3.300,-). Eind goed, al goed dus voor appellant. AbRvS 4 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3680.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke