16 april 2021
Hoewel de turbines van het omstreden windpark N33 bij het Groningse Meeden al draaien, leggen omwonenden van dit park zich daar nog niet bij neer. Zij verzochten daarom bij brief van 26 mei 2020 om op basis van nieuwe feiten (nova) de uitspraak over het inpassingsplan (29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1781) te herzien. De uitspraak is het signaleren waard wegens de overwegingen van de ABRvS over de ontvankelijkheid van het verzoek.
Artikel 8:119 van de Awb dat de herziening van een rechterlijke uitspraak regelt, stelt geen termijn voor het indienen ervan, maar het in de rechtspraak gehanteerde uitgangspunt is dat een verzoek niet onredelijk laat mag zijn ingediend. Meer concreet is dit ingevuld in twee uitspraken van de Grote Kamer van 28 januari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015: 308 en 310). Die komen er kort gezegd op neer dat het verzoek binnen één jaar na het bekend worden van het novum dat de herziening zou rechtvaardigen, moet worden ingediend. Maar in geschillen over een besluit waarmee toestemming wordt gegeven om bepaalde activiteiten te verrichten zoals een vergunning of een inpassingsplan, geldt met het oog op de rechtszekerheid een veel kortere termijn van drie maal zes weken.
In haar uitspraak van 7 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:716) concludeert de AbRvS dat het verzoek van de omwonenden ontvankelijk is en dat die ontvankelijkheid niet wordt bepaald door de vraag of ook werkelijk sprake is van nova. Die vraag is pas aan de orde nadat de vraag naar de ontvankelijkheid is beantwoord. Ook het verweer dat per novum moet worden vastgesteld of wel aan de termijn van achttien weken wordt voldaan, slaagt niet. Het is voldoende als het verzoek wordt ingediend binnen de termijn van één van de gestelde nova om het in zijn geheel inhoudelijk te behandelen. Van nova bleek overigens geen sprake.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Jan