Skip to main content

Ten onrechte rauwelijks last onder dwangsom. Begunstigingstermijn ten onrechte niet verlengd

11 september 2020

Vóór het opleggen van een last onder dwangsom wordt veelal de gelegenheid geboden om een zienswijze in te brengen. In AbRvS 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2158, hadden B&W Zeewolde dat niet gedaan en rauwelijks, zonder vooraankondiging, een last onder dwangsom opgelegd tot beëindiging van het niet-recreatief bewonen van een recreatiewoning. Dat was in dit geval in strijd met artikel 4:8 Awb. Voor herstel in bezwaar of passeren van dit gebrek was, anders dan nogal eens het geval is, in deze zaak volgens de Afdeling geen ruimte. Waarom kwam de Afdeling tot dat oordeel?

De door het college gestelde begunstigingstermijn was volgens appellante te kort. Appellante heeft haar bezwaren tegen de aan de last verbonden begunstigingstermijn als gevolg van de rauwelijkse last pas in bezwaar naar voren kunnen brengen en is daarover ook pas gehoord in bezwaar. Echter, op het moment van de hoorzitting was de begunstigingstermijn verstreken en de dwangsom verbeurd. Bovendien was de overtreding al beëindigd. Appellante voert onder meer aan dat zij er alles aan heeft gedaan om de overtreding zo spoedig mogelijk te beëindigen, maar dat de geboden begunstigingstermijn te kort was.

Dat hing met verschillende zaken samen. De begunstigingsperiode lag deels in de kerstvakantie, de verhuur was uitbesteed aan een verhuurbureau, de eigenaar van het door appellante ingeschakelde verhuurbureau verbleef in het buitenland (de gemeente was hiermee bekend), de huurders waren niet te bereiken en de gemeente heeft niet binnen de begunstigingstermijn gereageerd op het verzoek om verlenging van de begunstigingstermijn.

De Afdeling overweegt dan:
“In aanmerking genomen de door appellante ook al in bezwaar aangevoerde redenen waarom het haar niet was gelukt om de overtreding voor 4 januari 2019 te doen beëindigen en waarom de aan de last verbonden begunstigingstermijn te kort was, waaronder de omstandigheid dat de helft van deze termijn in de kerstperiode viel en zij van de voorgenomen last geen vooraankondiging had ontvangen, is de Afdeling van oordeel dat het college gelet op de bij deze last betrokken belangen bij het besluit op bezwaar niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om [appellante] onverkort aan de aan de last verbonden termijn te houden. Onder de gegeven omstandigheden van dit geval was het redelijk geweest om de termijn te verlengen tot de datum van de daadwerkelijke beëindiging van de overtreding. De rechtbank heeft dit niet onderkend.”

Onder deze omstandigheden – er was reden om de begunstigingstermijn te verlengen – was er volgens de Afdeling uiteraard ook geen grond om de schending van artikel 4:8 Awb te passeren. De Afdeling oordeelt dan dat ten onrechte een last onder dwangsom is opgelegd en in bezwaar in stand gelaten en dat in het verlengde daarvan ook de invordering onrechtmatig was.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique