Skip to main content

Te lichtzinnige uitvoering gegeven aan de ruimtelijke verordening

27 augustus 2021

Een voormalig agrarisch perceel met bedrijfsbebouwing wordt gebruikt voor het stallen van auto’s en caravans. In het voorheen geldende bestemmingsplan werden – kennelijk – de gebruiksmogelijkheden van de eigenaar beperkt ten opzichte van het daarvoor geldende bestemmingsplan. Het (vaststellingsbesluit van het) bestemmingsplan waar de Afdeling op 4 augustus jl. (ECLI:NL:RVS:2021:1747) over heeft geoordeeld, is dan ook te zien als een vergoeding van planschade in natura. Enkele appellanten kunnen zich met dit plan niet verenigen. Het vaststellingsbesluit gaat op twee onderdelen onderuit.

Allereerst de ruimtelijke verordening. Die eist dat het bestemmingsplan voorziet in een goede inpassing binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. Een planregel dat sprake dient te zijn van een landschappelijke inpassing binnen twee jaar na de bouw van bedrijfsgebouwen volgens de uitgangspunten als weergegeven in de plantoelichting, acht de Afdeling onvoldoende.

Er dient, aldus de Afdeling, een uitwerking van een landschappelijke inpassing te zijn. Daarnaast gaat het mis voor de gemeenteraad bij “de ladder”. De bebouwing neemt ten opzichte van het oude plan met 1.900 m² toe: een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dus dient “laddertoets” plaats te vinden.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Eelco