29 augustus 2017
Een veel voorkomende discussie; past een woonvorm nu binnen de woonbestemming of niet. Zo ook in de uitspraak van 12 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:967. Appellant heeft voor zijn dochter een woning in Zwolle gekocht waarop de bestemming Meersgezinshuizen rust. Op grond van de planvoorschriften wordt onder meergezinshuis verstaan een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat. Onder een woning wordt verstaan een gebouw of gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden. De dochter van appellant bewoont de woning met 3 vriendinnen die samen de kosten van bewoning delen, samen koken, samen eten, samen op vakantie gaan en er blijk van geven voor elkaar zorg te dragen.
De woning heeft een gemeenschappelijke woonkamer, die dient als hoofdverblijfruimte, en vier slaapkamers. Ook zou zijn voldaan aan de eis van bestendige bewoning omdat slechts vier personen de woning bewonen, zodat de bewoning van de woning nagenoeg overeenkomt met bewoning door een gezin. Appellant wijst daarbij naar de uitspraken van de Afdeling van 12 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT7418, en 2 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1348, De woning is dus bestemd voor de huisvesting van één huishouden. De Afdeling is van mening dat in dit geval niet gesproken kan worden van één huishouden omdat alleenstaande studenten niet de intentie hebben om bestendig en voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Het gaat niet om een samenlevingsvorm die bestond vóór en stand zal houden ná bewoning van de woning. Het samenwonen kenmerkt zich in dit geval door een tevoren vaststaande tijdelijkheid van de samenwoning. De Afdeling verwijst naar een uitspraak van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:160.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike