In de uitspraak van 17 december 2014, nr. 201402067/1/A2, staat de vraag centraal of het advocatenkantoor dat door het college van B&W van de gemeente Helmond was ingeschakeld als onpartijdig planschadeadviseur de schijn van partijdigheid heeft gewekt.
Het betreffende advocatenkantoor was op basis van de ‘Verordening aanwijzing en werkwijze planschadeadviseur Helmond 2009’ aangewezen als planschadeadviseur. Door appellant, wiens planschadeverzoek was afgewezen, wordt gesteld dat het advocatenkantoor niet aangemerkt kan worden als onpartijdig en onafhankelijk adviseur. Het advocatenkantoor was door het college van B&W namelijk aanvankelijk als zijn advocaat gepresenteerd.
De AbRvS stelt voorop dat allereerst beoordeeld moet worden of het advocatenkantoor werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van de raad of het college en of zij betrokken is geweest bij de planologische maatregel, waarop het planschadeverzoek betrekking heeft. De rechtbank heeft volgens de AbRvS terecht vastgesteld dat hiervan geen sprake was. Vervolgens overweegt de AbRvS dat de schijn van partijdigheid ook kan worden gewekt door een deskundige, die in het ene geval door het bestuursorgaan wordt ingeschakeld voor onafhankelijk advies, terwijl zij (nagenoeg) gelijktijdig in een ander geval door hetzelfde bestuursorgaan wordt ingeschakeld om zijn belangen te behartigen in een gerechtelijke procedure.
In de onderhavige zaak oordeelt de AbRvS dat er geen onderscheid is te maken tussen de rol van het advocatenkantoor als planschadeadviseur en haar rol als advocaat. Dat het advocatenkantoor in het onderhavige geval niet als gemachtigde van het college bij de rechtbank heeft opgetreden, doet daaraan niet af. De AbRvS concludeert dat de schijn van partijdigheid is gewekt, zodat het college het advies van het advocatenkantoor niet aan het besluit ten grondslag had mogen leggen.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke.