De uitspraak van AbRvS van 21 december 2016, nr. ECLI:NL:RVS:2016:3408, gaat over de vraag of de toepassing van het relativiteitsbeginsel in strijd is met art. 6 EVRM. De Afdeling verwijst naar AbRvS 21 januari 2015, nr. ECLI:NL:RVS:2015:96. Daaruit volgt dat de Verdragsstaten een zekere beoordelingsvrijheid toekomt bij het stellen van regels die zekere beperkingen inhouden, mits daardoor het recht op toegang tot de rechter niet in zijn kern wordt aangetast, de gestelde beperkingen een rechtmatig doel dienen en evenredig zijn.
Vervolgens concludeert de Afdeling dat art. 8:69a van de Awb niet in strijd is met art. 6 EVRM. Het recht op toegang tot de rechter wordt niet in zijn kern aangetast. De wetgever beoogt met art. 8:69a van de Awb een slagvaardiger bestuursprocesrecht, wat een rechtmatig doel is. En, art. 8:69a van de Awb beperkt het beroep op een rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel alleen als deze rechtsregel of dit algemeen rechtsbeginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Die beperking is niet onevenredig.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike