In de uitspraak van de AbRvS van 20 mei 2015, nr. 201403699/1/R2, staat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan ‘Thermen Berendonck’ van de gemeente Wijchen centraal. De AbRvS brengt in deze uitspraak een precisering aan op haar eerdere rechtspraak over de toepassing van het relativiteitsvereiste in het geval concurrenten een beroep doen op de ladder voor duurzame verstedelijking (opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening).
De Afdeling overweegt dat als een concurrent meent dat het besluit in strijd is met ‘de ladder’, hij daarbij feiten en omstandigheden dient te stellen die het oordeel rechtvaardigen dat de voorziene ontwikkeling zal kunnen leiden tot een uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening relevante leegstand. Voor het aannemen van relevante leegstand is onvoldoende dat de voorziene ontwikkeling, leidt of kan leiden tot een verminderde vraag naar producten of diensten en daardoor tot een daling van omzet en inkomsten van de eigen onderneming. Het enkele feit dat de voorziene ontwikkeling kan leiden tot beëindiging van de eigen bedrijfsactiviteiten ter plaatse en daardoor tot leegstand van het in gebruik zijnde bedrijfsgebouw is volgens de AbRvS op zichzelf eveneens onvoldoende om te concluderen dat zich relevante leegstand zal voordoen. Dit kan onder omstandigheden anders zijn, bijvoorbeeld indien het bedrijfsgebouw dermate bijzondere bouwkundige of locatie-specifieke eigenschappen heeft, dat andersoortig gebruik – al dan niet door transformatie – niet of onder zeer bezwarende omstandigheden tot de mogelijkheden behoort. Verder zou relevante leegstand zich voor kunnen doen bij leegstand als gevolg van de voorziene ontwikkeling in de omgeving van het bij de concurrent in gebruik zijnde bedrijfspand. Gelet op het voorgaande stond het relativiteitsvereiste in de weg aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep van een concurrerende sauna op ‘de ladder’.
Het voorgaande betekende echter niet dat het vaststellingsbesluit niet aan ‘de ladder’ werd getoetst. Ook de Vereniging Gelderse Natuur en Milieufederatie (GNMF) deed een beroep op ‘de ladder’. De AbRvS overweegt dat het relativiteitsvereiste niet in de weg staat aan de inhoudelijke beoordeling van deze door de GNMF aangevoerde beroepsgrond. De Afdeling concludeert vervolgens dat dat de raad niet aannemelijk heeft gemaakt dat het plan voorziet in een actuele regionale behoefte. Ook twee andere beroepsgronden van de GNMF – omtrent de landschappelijke inpassing en de Flora- en faunawet – treffen doel. De AbRvS gaat vervolgens over tot vernietiging van het vaststellingsbesluit.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke.