In het onderhavige geval geven GS Gelderland aan VABO te kennen akkoord te gaan met de voorgestelde wijziging van het saneringsplan. Een appellant is het echter niet eens met de wijze waarop de restverontreiniging zal worden gesaneerd. GS Gelderland verklaren zijn bezwaar niet-ontvankelijk. Volgens hen is hun reactie op de melding geen besluit, aangezien die moet worden aangemerkt als een reactie op een melding inzake het van toepassing zijn van algemene regels die voor een bepaalde activiteit gelden. Dergelijke reacties zijn volgens GS Gelderland niet op rechtsgevolg gericht. Daarbij hebben GS Gelderland verwezen naar de conclusie die advocaat-generaal Widdershoven heeft genomen in de zaken ECLI:NL:RVS:2015:14 en ECLI:NL:RVS:2015:36.
De Afdeling wijst op het volgende. Ingevolge artikel 39 lid 4 Wet bodembescherming (Wbb), voor zover hier van belang, meldt degene die de bodem saneert wijzigingen van het saneringsplan, waarmee door GS is ingestemd, uiterlijk twee weken voorafgaand aan de uitvoering daarvan aan GS. Volgens lid 5 kunnen GS naar aanleiding van de melding, bedoeld in lid 4, aanwijzingen geven omtrent de verdere uitvoering van de sanering, die een wijziging inhouden van onderdelen van het saneringsplan waarmee reeds is ingestemd. Ingevolge artikel 39a Wbb voeren degene die de bodem saneert, alsmede degene die de sanering feitelijk uitvoert, de sanering uit overeenkomstig het saneringsplan waarmee door gedeputeerde staten is ingestemd, en overeenkomstig de voorschriften die aan de instemming zijn verbonden. Indien GS aanwijzingen als bedoeld in artikel 39 lid 5 Wbb hebben gegeven, wordt bij de uitvoering van de sanering overeenkomstig die aanwijzingen gehandeld. De Afdeling stelt voorop dat VABO, gelet op artikel 39a Wbb, gehouden is te saneren overeenkomstig het saneringsplan. Met de bij brief van 16 december 2014 gestelde voorwaarden hebben GS Gelderland aanwijzingen als bedoeld in artikel 39 lid 5 Wbb gegeven. Bij de uitvoering van de sanering moet overeenkomstig die aanwijzingen worden gehandeld. De brief van 16 december 2014 heeft dus rechtsgevolg en is een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob