Skip to main content

Procesbelang en geluidproductieplafonds

In de uitspraak van de AbRvS van 29 oktober 2014, nr. 201311526/1/A3 is een beroep van de minister van I&M aan de orde, dat is gericht tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 november 2013, nrs. 13/343, 13/116 en 13/2280. In deze uitspraak heeft de rechtbank het besluit van de minister van 26 juni 2012 om de maximum snelheid te verhogen naar 100 km/h op een gedeelte van de A13, vernietigd. In een inmiddels nieuw genomen besluit heeft de minister overwogen dat een verslechtering van de luchtkwaliteit is opgetreden. Om die reden heeft de minister te kennen gegeven om de maximumsnelheid van 80 km/h voorlopig in stand te laten.

Aan de orde is de vraag of de minister belang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep, gelet op zijn nieuwe besluit. De Afdeling overweegt dat een bestuursorgaan in beginsel belang bij het hoger beroep dat het heeft ingesteld, indien de rechtbank zijn besluit heeft vernietigd. Gelet op de omstandigheid dat de minister zich niet kan vinden in het oordeel van de rechtbank over de geluidproductieplafonds, de omstandigheid dat dit oordeel ook van belang is in andere zaken en hij mogelijk alsnog de maximumsnelheid op het desbetreffende weggedeelte zal willen verhogen naar 100 km/h, vormt de verlaging van de maximumsnelheid naar 80 km/h bij het besluit van 24 februari 2014 geen grond om te oordelen dat de minister niet langer belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep.

De discussie spitst zich toe op de vraag of de werkruimte van 1,5 dB, die is vervat in artikel 11.45 Wet milieubeheer structureel mag worden gebruikt (zoals de Minister stelt) of dat deze verhoging slechts tijdelijk mag zijn en niet het gevolg mag zijn van de verhoging van de maximum snelheid. Naar het oordeel van de Afdeling berust de uitleg van de rechtbank, namelijk dat deze tijdelijk zou zijn op een onjuiste uitleg van de Wet milieubeheer.