In de tussenuitspraak van 24 september 2014 (nr. 201305835/1/A2) staat de vraag centraal hoe milieugevolgen van een ruimtelijk besluit meegewogen moeten worden bij de planvergelijking.
Waar gaat het in deze zaak om? B&W van de gemeente Peel en Maas hadden een vrijstelling verleend in de zin van artikel 19, eerste lid, WRO (oud) voor de oprichting van o.a. een schutterslokaal en vijf schietmasten. Appellant woont in de nabijheid van het terrein en vreest aanzienlijke geluidsoverlast door de activiteiten van de schutterij. Hij dient een verzoek om tegemoetkoming in de planschade in.
Het verzoek wordt door B&W afgewezen omdat de geluidsbelasting binnen de – op grond van milieuwetgeving bepaalde – grenswaarden zou blijven. In beroep stelt de rechtbank voorop dat in het vrijstellingsbesluit geen voorschriften zijn opgenomen over het gebruik van de schutterij, zodat in beginsel een onbegrensde toename van het geluidsbelasting mogelijk is. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat realisering van deze maximale geluidsbelasting met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten, vanwege de geluidsvoorschriften die in de milieuvergunning van de schutterij zijn opgenomen.
De AbRvS volgt de motivering van de rechtbank niet. De AbRvS overweegt dat de milieuvergunning niet betrokken mag worden bij de planvergelijking. Onder verwijzing naar de uitspraak van 29 januari 2014 (nr. 201302461/1/A2) oordeelt de AbRvS dat bij de planvergelijking een reële prognose gemaakt dient te worden van het gebruik door de schutterij met de daaruit voortvloeiende en in redelijkheid te verwachten geluidsbelasting. De AbRvS draagt B&W in de tussenuitspraak op om dit onderzoek alsnog te verrichten en een nieuw besluit te nemen.