In de uitspraak van de AbRvS van 22 april 2015, nr. 201405110/1/A2, staat de vraag centraal of een nadelige planologische wijziging voorzienbaar was ten tijde van de bouw van een nieuw bijgebouw bij een woning. Wat was er aan de hand?
In februari 1996 koopt verzoeker om een planschadetegemoetkoming een perceel met woning in de gemeente Alphen aan de Rijn. In 1998 breidt verzoeker zijn woning uit door onder andere een bestaand bijgebouw te vernieuwen. In 2011 treedt er een nieuw bestemmingsplan in werking, waardoor de bebouwingsmogelijkheden in de directe nabijheid van de woning worden geïntensiveerd. Er staat niet ter discussie dat deze planologische wijziging een waardevermindering van de woning veroorzaakt.
Het college van burgemeester en wethouders besluit dat de waardevermindering van het vernieuwde bijgebouw voor rekening van verzoeker moet blijven wegens voorzienbaarheid van de schadeoorzaak. De AbRvS gaat hierin niet mee. Volgens de AbRvS kon geen voorzienbaarheid worden afgeleid uit het principebesluit van het college van december 1996, waarin was vermeld dat in principe medewerking verleend zou worden aan de bouw van één woning in het nabijgelegen gebied, maar dat een definitieve beslissing daarover pas genomen zou worden na de indiening van een concrete bouwaanvraag. Daarbij neemt de AbRvS tevens in aanmerking dat het college van gedeputeerde staten in november 1996 over hetzelfde plangebied heeft meegedeeld dat toekomstige bouwinitiatieven kunnen leiden tot een aanvaardbare aantasting van het gebied, zodat het college van GS geen medewerking zal verlenen aan nieuwe bouwinitiatieven. Deze omstandigheden maken volgens de AbRvS dat ook de waardevermindering van het bijgebouw niet voorzienbaar was.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke.