Skip to main content

Permanente bewoning en het evenredigheidsbeginsel

Een uitspraak die we tot voor kort als niet bijzonder hadden gezien, is nu met de ontwikkelingen in de rechtspraak rondom het evenredigheidsbeginsel toch de moeite waarde om te vermelden.

Het gaat om de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 9 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:386). De uitspraak ziet op een last onder dwangsom vanwege permanente bewoning van een recreatiewoning. Aangevoerd werd dat handhavend optreden onevenredig is, omdat de overtreders vanwege hun financiële situatie niet in staat zouden zijn om aan de overtreding een einde te maken en vreesden om met hun kinderen dakloos te worden.

De begunstigingstermijn zou verstrijken 6 weken na de uitspraak in hoger beroep. Ter zitting heeft het college te kennen gegeven dat het bereid is die termijn tot zes maanden te verlengen. Op de vraag wat er gebeurt als er na zes maanden nog een nieuwe tijdelijke of permanente woonruimte is gevonden, had het college geantwoord dat in dat geval zal worden beoordeeld of voldoende serieuze inspanningen zijn gedaan om woonruimte te vinden. Als dat zo is, zal de termijn opnieuw worden verlengd.

De Afdeling komt tot het oordeel dat handhaving niet onevenredig is en betrekt hierbij de bereidheid van het college om bij voldoende inspanningen de termijn te verlengen. Het college mag verlangen dat al het redelijkerwijs mogelijke wordt gedaan om andere woonruimte te vinden. De Afdeling merkt hierbij ook op dat de bewoners welbewust in strijd met het bestemmingsplan in de recreatiewoning zijn gaan wonen en in zoverre zichzelf in deze situatie hebben gebracht.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Monique