Skip to main content

Onvoldoende onderzoek bij mogelijk maken nieuwe stedelijke ontwikkeling

Op grond van artikel 2.1.1 lid 1 onder c Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland kan gebruik worden gemaakt van andere locaties als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied kan plaatsvinden. Wel dient dan aan een aantal voorwaarden te worden voldaan. Zo dient de stedelijke ontwikkeling te voorzien in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd. Voorts moet de stedelijke ontwikkeling zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare. In de uitspraak van de AbRvS van 18 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:108, was niet in geschil dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakte. De raad erkent ter zitting dat de actuele planvoorraad voor woningen in deze categorie niet in ogenschouw is genomen in de ten behoeve van het plan opgestelde Woningmarktverkenning. De Afdeling is van oordeel dat het besluit daarom in strijd is genomen met het zorgvuldigheidsbeginsel. Zij draagt de raad niet op het gebrek (bijv. via een bestuurlijke lus) te herstellen. De gemeenteraad heeft namelijk ook niet onderzocht of sprake is van een locatie met een oppervlakte van meer dan 3 hectare in de zin van de Verordening ruimte 2014. Blijkbaar was de wijze waarop dat berekend diende te worden, niet meteen duidelijk, maar de Afdeling oordeelt dat appellant aannemelijk heeft gemaakt dat de locatie meer dan 3 hectare groot is. Dit betekent dat mogelijk tussenkomst van provinciale staten is vereist. De Afdeling past daarom niet de bestuurlijke lus toe om de raad het gebrek te laten herstellen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob