Skip to main content

Onrechtmatige overheidsdaad: vergoeding kosten rechtsbijstand

De onderhavige uitspraak is niet nieuw, maar voor de praktijk wél relevant. Wat was er aan de hand? Een besluit tot intrekking van een standplaatsvergunning wordt vernietigd. Door deze uitspraak is de intrekking van de vergunning ongedaan gemaakt. De benadeelde verzoekt vervolgens om een schadevergoeding, waaronder een integrale vergoeding van advocaatkosten. De Afdeling wijst de integrale vergoeding van advocaatkosten af. De Afdeling overweegt dat een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand plaatsvindt met toepassing van artikel 8:75 van de Awb. Gelet op het limitatieve en forfaitaire karakter van de proceskostenveroordeling, zoals neergelegd in artikel 8:75 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb), is voor een aanvullende vergoeding van proceskosten langs de weg van artikel 8:88 van de Awb – het verzoek om schadevergoeding – geen plaats (zie ook AbRvS 24 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2309).

Ter zitting heeft appellant een beroep gedaan op artikel 2 lid 3 van het Bpb, waarin is bepaald dat in bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de forfaitaire bedragen. Daarover oordeelt de Afdeling dat appellant een dergelijk beroep had moeten doen in de procedure tegen de intrekking. Appellant kan dit beroep volgens de Afdeling niet voor het eerst doen in de onderhavige procedure, waarin de toepassing van artikel 8:88 van de Awb aan de orde is. Zie: AbRvS 9 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2991.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke