Skip to main content

Mondelinge overeenkomst (g)een pachtovereenkomst in verband met schade van ganzen?

Een agrariër heeft verzocht om een tegemoetkoming in schade, die ganzen hebben toegebracht aan de gronden die hij pacht. GS hebben geen tegemoetkoming toegekend voor de schade aan de door van particulieren gepachte percelen, omdat hij deze percelen niet op titel van eigendom, erfpacht of een door de grondkamer goedgekeurde of ter registratie ingezonden (teelt)pachtovereenkomst in gebruik heeft voor de uitoefening van bedrijfsmatige landbouw, als bedoeld in artikel 1.3, derde lid, van de Beleidsregel wet natuurbescherming Fryslân 2018.

In hoger beroep betoogt de agrariër dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hem geen tegemoetkoming toekomt voor de percelen waarvoor hij mondelinge pachtovereenkomsten heeft gesloten.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat GS het verzoek om een tegemoetkoming voor schade die ganzen hebben toegebracht aan de van particulieren gepachte gronden heeft mogen afwijzen. Niet in geschil is dat de beleidsregel geen schriftelijkheids-vereiste kent. GS hebben zich niettemin terecht op het standpunt gesteld dat geen schriftelijke pachtovereenkomst is overgelegd, terwijl dit wel had gemoeten. Hoewel GS hebben erkend dat een mondelinge pachtovereenkomst op zichzelf rechtsgeldig kan zijn, mochten GS zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de beoordeling van een aanvraag op de voet van de beleidsregel met zich brengt dat van de aanvrager overlegging van een schriftelijk vastgelegde pachtovereenkomst wordt verlangd. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat een schriftelijke pachtovereenkomst meer relevante informatie voor de beoordeling aan de hand van de beleidsregel kan bevatten dan alleen informatie over eventuele beperkingen, en dat schriftelijkheid van de pachtovereenkomst volgens de pachtwetgeving de hoofdregel is (vergelijk artikel 7:317, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek), zodat het aannemen van dit vereiste bij de beoordeling van een aanvraag om een tegemoetkoming in faunaschade voor de aanvrager in het algemeen niet onredelijk bezwarend moet worden geacht. Appellant heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die maken dat het college dit vereiste in dit geval in redelijkheid niet had mogen stellen. ECLI:NL:RVS:2023:2781

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Susan