Invulling van criterium “gevolgen van enige betekenis”
28 augustus 2017
In de uitspraak van de Afdeling van 23 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2271) is aan de orde een afwijzend besluit op een verzoek om handhavend op te treden tegen een mestbassin. De bezwaren tegen dit besluit zijn door het college afgewezen omdat verzoekers geen belanghebbende zijn, nu zij op een afstand van meer dan 250 meter van het mestbassin wonen.
Voor het antwoord op de vraag of iemand belanghebbende is, moet sinds de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737) aannemelijk zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene ‘gevolgen van enige betekenis’ kunnen worden ondervonden. In deze uitspraak van 23 augustus 2017 geeft de Afdeling een nadere invulling van dit criterium, dit omdat over dit criterium – zo overweegt de Afdeling – in de praktijk vragen zijn gerezen. De Afdeling overweegt dan als volgt:
‘Het uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit – zoals een bestemmingsplan of een vergunning – toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. Indien bepaalde milieugevolgen zijn genormeerd door een afstandseis, een contour of een grenswaarde, is deze norm niet bepalend voor de vraag of de betrokkene belanghebbende is bij het besluit. Indien het besluit en de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, komt de vraag of aan die norm wordt voldaan aan de orde bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep. De kring van belanghebbenden kan verschillen naar gelang de aard van het besluit. Zo hoeft de kring van belanghebbenden bij een handhavingsbesluit niet altijd samen te vallen met de kring van belanghebbenden bij een besluit tot vergunningverlening. Bij besluiten over activiteiten in het omgevingsrecht is het de taak van het bestuursorgaan om de kring van belanghebbenden vast te stellen aan de hand van (onderzoek naar) de feitelijke gevolgen van het besluit. Uiteindelijk is het aan de bestuursrechter om te oordelen over de vraag wie belanghebbende bij een besluit zijn. De betrokken rechtzoekende hoeft derhalve niet zelf aan te tonen dat hij belanghebbende bij een besluit is. Slechts indien tijdens de procedure de vraag aan de orde is of ‘gevolgen van enige betekenis’ ontbreken en dus de vraag of er aanleiding is de correctie toe te passen, kan en mag van de betrokkene worden gevraagd uit te leggen welke feitelijke gevolgen hij van de activiteit ondervindt of vreest te zullen ondervinden.’ Toegepast op deze zaak wordt door de Afdeling geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet aannemelijk is dat de bezwaarmakers die op een afstand van meer dan 250 m van het mestbassin wonen geurhinder van enige betekenis ondervinden van het gebruik van het mestbassin.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique