De handhavingsuitspraak AbRvS 25 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:151) gaat over een last onder dwangsom en daarop volgende invorderingsbesluiten. Er spelen twee vragen: was het college nog wel bevoegd om tot invordering over te gaan en zo nee, welk procesbelang heeft overtreder dan nog bij zijn hoger beroep? De bevoegdheid tot invordering bestaat zolang die bevoegdheid nog niet is verjaard. De verjaringstermijn wordt verlengd als het bestuursorgaan de schuldenaar uitstel van betaling verleent (artikel 4:94, eerste lid, jo artikel 4:111, eerste lid, Awb). Het college meent overtreder in dit geval uitstel van betaling te hebben verleend door, hangende beroep, een brief aan de rechtbank te sturen dat wordt gewacht met invordering in afwachting van de uitspraak. De Afdeling overwoog echter eerder al dat zo’n bereidheid tot opschorting van invordering niet als besluit tot uitstel van betaling kan worden gekwalificeerd (vgl. AbRvS 5 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2523). De bevoegdheid tot invordering was dus verjaard. Met deze verjaring heeft overtreder geen procesbelang meer bij een oordeel in de procedure over de invorderingsbeschikkingen. Onder omstandigheden kan er dan nog wel procesbelang zijn bij de procedure over de onderliggende last onder dwangsom. In dit geval was de overtreding echter al gelegaliseerd. Volgens de Afdeling is er dan geen procesbelang meer bij de procedure over de last. Overtreder voert nog aan dat hij procesbelang heeft bij vergoeding van zijn proceskosten, maar daarover oordeelt de Afdeling dat dit op zichzelf onvoldoende is om procesbelang aan te nemen.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Monique