Het zal niemand zijn ontgaan dat de Raad van State korte metten heeft gemaakt met het besluit van de Minister van Economische Zaken om in te stemmen met het gaswinningsplan van de NAM (15 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3156). Toch verdient de uitspraak ook hier aandacht, omdat de uitspraak de tendens bij de Afdeling om besluiten indringender te toetsen, bevestigt. Weliswaar sneuvelt het instemmingsbesluit wegens een onvoldoende draagkrachtige motivering, maar de overwegingen die de Afdeling tot die conclusie brengen, impliceren forse inhoudelijke kritiek op de gemaakte belangenafweging. Zo legt de leveringszekerheid (die feitelijk werkt als een ondergrens voor de hoeveelheid te winnen gas) naar het oordeel van de Afdeling te veel gewicht in de schaal, terwijl de belangen van de Groningers juist te weinig gewicht in de schaal leggen. De Afdeling wijst in dit verband op de grote schaal en de lange duur van de nadelige gevolgen, de voortdurende onduidelijkheid over de risico’s, ook voor personen (de omvang van de risico’s valt volgens de minister zelfs niet vast te stellen), en op het gebrek aan uitzicht op een belangrijke verbetering van de situatie. Daardoor is de situatie wat de Afdeling betreft ook van een heel andere orde dan die van omwonenden van een luchthaven, industrieterrein of intensieve veehouderij. De minister krijgt nu een jaar de tijd om met een hernieuwde afweging en motivering te komen. Intussen – en dat verbaast bijna in het licht van de forse kritiek – mag de gaswinning op het vergunde (maar door de Groningers bestreden) niveau doorgaan.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Jan