Skip to main content

Evenementenvergunning: toegestane geluidhinder aanvaardbaar

25 september 2020

De burgemeester van Utrecht verleende aan Lepeltje Lepeltje B.V. een evenementenvergunning voor een foodfestival met muziek in Park Lepelenburg. Aan de vergunning was een geluidsnorm verbonden van 80 dB(A) respectievelijk 95 dB(C).

De Stichting Behoud Lepelenburg betoogde in hoger beroep dat de burgemeester de normen had moeten volgen zoals die zijn opgenomen in de welbekende en door veel gemeenten toegepaste nota ‘Evenementen met een luidruchtig karakter’ van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg. In haar uitspraak van 23 september 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2277) verwerpt de AbRvS dit betoog, o.a. omdat Utrecht beschikt over een eigen Beleidsregel geluidsnormen bij buitenevenementen en deze beleidsregel is gebaseerd op advies van een onafhankelijk en deskundig bureau.

Daarnaast betoogde de Stichting dat de burgemeester onderzoek had moeten doen naar de geluidsisolerende werking van de gevels in de woningen rond het park. De Stichting beriep zich daarbij op een uitspraak van de AbRvS van 10 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2346). In die zaak had de burgemeester van Oss twee pop- en dance-evenementen vergund en daarbij een maximale geluidsbelasting op de gevel van woningen van 90 dB(A) en 102 dB(C) toegestaan. Deze geluidsnorm had de burgemeester ontleend aan het niveau waarop gehoorschade optreedt bij bezoekers, te weten 103 dB gemeten aan de mengtafel. Daarvandaan was teruggerekend naar de geluidsbelasting op de gevels en die belasting was vervolgens bestempeld als maximale norm. Maar wat die norm betekende voor de omwonenden was onduidelijk en daarom had het in de rede gelegen om onderzoek te doen naar de mate van gevelisolatie.

Maar uit deze uitspraak mag niet worden afgeleid, aldus de AbRvS, dat het voor de beoordeling van een evenementenaanvraag altijd nodig is om onderzoek te doen naar elke nabij gelegen woning. In de Utrechtse Beleidsregel en het daaraan ten grondslag liggende onderzoek is volgens de AbRvS al voldoende rekening gehouden met de belangen van omwonenden. Daarbij wijst de AbRvS er op dat het onmogelijk is om op objectieve gronden vast te stellen wanneer geluidhinder onaanvaardbaar is. Of al dan niet van onaanvaardbare geluidhinder sprake is, hangt af van het antwoord op de vraag of de burgemeester redelijkerwijs doorslaggevend gewicht mag toekennen aan het belang dat is gediend met de geluidsveroorzakende activiteit.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Jan